Veelgemaakte fouten bij samengestelde woorden.
Weet jij wanneer je samenstellingen wel en niet aan elkaar schrijft?
Op LinkedIn lees ik graag berichten van assistants (het nieuwe woord voor secretaresse :)). Wat mij opvalt, is dat regelmatig samengestelde woorden los geschreven worden. Zo las ik net in een post over ‘grote mensen wereld’. Dit moet natuurlijk ‘grotemensenwereld’ zijn. Ook de functie ‘managementassistent’ is één woord. Zoek maar eens op LinkedIn hoe vaak dit nog los geschreven wordt.
Nu weet ik natuurlijk ook dat een assistant (dit is niet mijn woord, geef mij maar lekker ‘secretaresse’ :), maar dat is een andere discussie) veel meer is dan alleen maar taal. Maar hoe fijn zou het zijn als je je als assistant nog beter kan profileren met de juiste schrijfwijze van de Nederlandse taal. Daarom hieronder nog even de regels. Doe er je voordeel mee.
Regels voor samengestelde woorden
Zelfstandige naamwoorden schrijf je aaneen als je één woord bedoelt:
- bureaustoel en niet bureau stoel
- hondenmand in plaats van honden mand
- herfstbladeren en niet herfst bladeren
Onthoud: als je één woord bedoelt, schrijf het dan ook als één woord. Het is raar om tussen twee (of meer) zelfstandige naamwoorden een spatie te zetten.
Bijvoeglijke naamwoorden bij samengestelde woorden
Stel je hebt de samenstelling ‘medaillewinnaar’. Dit is een samenstelling van ‘medaille’ en ‘winnaar’. Voeg je er het bijvoeglijk naamwoord ‘gouden’ aan toe, dan wordt het ‘goudenmedaillewinnaar’. Raar? Zeker, omdat we dat niet gewend zijn. De regel hiervoor is als volgt:
- Heeft het bijvoeglijk naamwoord betrekking op het eerste woord, schrijf je het aan de samenstelling.
- Heeft het betrekking op het tweede woord, schrijf je het los.
Voorbeelden:
- Rode wijnglas: ‘wijnglas’ is een samenstelling van twee woorden. ‘Rode’ wordt hier los geschreven en slaat op het tweede woord van de samenstelling. Het glas is dus rood.
- Rodewijnglas: ‘rode’ wordt aan de samenstelling geschreven. Het betreft hier een glas voor rode wijn.
Zie je het betekenisverschil? Het maakt dus echt wel uit of je het wel of niet eraan vast schrijft.
Nog een paar voorbeelden:
- oranje paprikakas: de kas is oranje
- oranjepaprikakas: de paprika’s in de kas zijn oranje
- grote mensenwereld: de wereld is hier groot
- grotemensenwereld: een wereld van de grote mensen
- groene stroomcertificaten: de certificaten zijn groen van kleur
- groenestroomcertificaten: certificaten voor groene stroom
- vuile handenreiniger: een vuile reiniger (je handen worden hier niet schoon van)
- vuilehandenreiniger: een reiniger voor vuile handen
- Duitse herderpup: de pup is van Duitse afkomst
- Duitseherderpup: de pup is een Duitse herder
- gouden medaillewinnaar: de winnaar is van goud
- goudenmedaillewinnaar: winnaar van een gouden medaille
- klassieke muziekopleiding: een opleiding die klassiek is
- klassiekemuziekopleiding: een opleiding voor klassieke muziek
Let op
Deze regel geldt alleen voor samenstellingen. Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je los bij één zelfstandig naamwoord. Dus: ‘rode wijn’, ‘klassieke muziek’, ‘gouden medaille’, enz.
Het blijft opletten geblazen, omdat we zo gewend zijn een bijvoeglijk naamwoord los te schrijven. Ook ik ga er nog weleens de mist mee in. Heb jij ook moeite met het aan elkaar schrijven van woorden of met andere taalkwesties? Kom dan naar mijn training Nederlandse taal. Daar leg ik je precies uit hoe het werkt en na afloop weet jij wanneer je wel of niet een spatie moet gebruiken.
De training Nederlandse taal is ook een onderdeel van mijn 7-daagse cursus De SuperSlimme Secretaresse. Voor als je meer wilt leren dan alleen de taal :).