Wanneer gebruik je een komma?
Deze vraag wordt mij veel gesteld. Hier zijn geen vaste regels voor. Als vuistregel kun je uitgaan dat je een komma plaatst als rustpunt in de zin. Het is een korte pauze bij hardop lezen. De komma helpt de lezer de tekst te begrijpen. Er zijn wel een paar algemene uitgangspunten.
- In opsommingen
Hij houdt van wijn, bier, nootjes en chips. - Tussen bijvoeglijke naamwoorden die bij het volgende zelfstandige naamwoord horen
Daar loopt een grote, langharige, blaffende hond. - Voor of na aanspreking
Tom, we gaan eten. - Na de aanhef boven een e-mail of brief
Geachte heer/mevrouw, - Na een slotgroet onderaan een e-mail of brief
Met vriendelijke groet, - Rondom een bijzin
De vrouw, met de wandelwagen, liep snel over straat. - Tussen twee persoonsvormen
‘Nu ik er langer over nadenk, vind ik het een goed idee’. In korte zinnen kan je de komma weglaten: ‘Wat je zegt ben je zelf’. - Voor voegwoorden als hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl
Ik blijf thuis, omdat ik ziek ben. - Voor het voegwoord dat plaats je geen komma
Ik heb gezegd dat ik jou leuk vind.
Mocht je nog steeds twijfelen over het gebruik van de komma, bedenk dan dat je beter te weinig komma’s kunt gebruiken dan te veel. Succes.
Wil je meer leren over de Nederlandse taal? Kom dan naar mijn training Nederlandse taal. In een dag leer ik je foutloos schrijven. Zo hoef je nooit meer onzeker te zijn over je taal.